knevelen
- kne·ve·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
knevelen |
knevelde |
gekneveld |
zwak -d | volledig |
knevelen
- overgankelijk binden, boeien
- De medewerker van het tankstation werd na de overval gekneveld achtergelaten.
- overgankelijk onderdrukken, de mond snoeren
- De dictator knevelt de vrije pers.
1. binden, boeien
2. onderdrukken, de mond snoeren
- Het woord knevelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knevelen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be