kneus
- kneus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kneus | kneuzen |
verkleinwoord | kneusje | kneusjes |
de kneus m
- ingedeukte of gekneusde plek
- iemand die nergens voor deugt
- auto die een zwaar ongeluk heeft gehad
vervoeging van |
---|
kneuzen |
kneus
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kneuzen
- Ik kneus.
- gebiedende wijs van kneuzen
- Kneus!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kneuzen
- Kneus je?
- Het woord kneus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kneus" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ kneus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be