Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knel af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afknellen

knel (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afknellen
    • Ik knel af. 
  2. gebiedende wijs van afknellen
    • Knel af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afknellen
    • Knel je af? 

Gangbaarheid