Nederlands

 
kneedhaak
Uitspraak
Woordafbreking
  • kneed·haak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kneedhaak kneedhaken
verkleinwoord kneedhaakje kneedhaakjes

Zelfstandig naamwoord

de kneedhaakm

  1. (kookkunst) deel van een huishoudmachine waarmee men (brood)deeg kan kneden

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be