• knal bin·nen

uit knal (werkwoord) en binnen, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
binnenknallen

knal (...) binnen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenknallen
    • Ik knal binnen. 
  2. gebiedende wijs van binnenknallen
    • Knal binnen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van binnenknallen
    • Knal je binnen?