klossen
- klos·sen
de klossen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord klos
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
klossen |
kloste |
geklost |
zwak -t | volledig |
klossen
- overgankelijk, (techniek) winden ww op een klos zn [1]
- Dat is geklost garen.
- overgankelijk, (techniek) een klos zn [1] maken van
- onovergankelijk op een soort van plompe manier lopen of slenteren
- De zware voetstappen klosten de trap op.
- onovergankelijk (spel) (biljart) een klos zn [3] maken
- Het woord klossen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klossen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be