Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klim·strook
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klimstrook klimstroken
verkleinwoord klimstrookje klimstrookjes

Zelfstandig naamwoord

de klimstrookv / m

  1. (verkeer) rijstrook voor trager rijdend verkeer, waaronder vrachtwagens, zodat het andere snellere verkeer bij het beklimmen van een helling niet gehinderd wordt

Meer informatie