klieren
- klie·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
klieren |
klierde |
geklierd |
zwak -d | volledig |
klieren
- inergatief zich onaangenaam gedragen
- Ma, Michel zit weer te klieren!
de klieren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord klier
- Het woord klieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klieren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be