klierde
- klier·de
vervoeging van |
---|
klieren |
klierde
- enkelvoud verleden tijd van klieren
- Ik klierde.
- Jij klierde.
- Hij, zij, het klierde.
- Ik klierde.
- Het woord klierde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
klieren |
klierde