• kleu·ter·leef·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord kleuterleeftijd kleuterleeftijden
verkleinwoord

de kleuterleeftijdm

  1. de levensfase tussen de 4 en 6 jaar
     Daarna werden ze doorverwezen naar een aparte wachtkamer voor ouders en kinderen, waar een hoek vol met honderden stukken speelgoed was die al een handjevol kinderen in de kleuterleeftijd bezighielden terwijl de moeders op banken en fauteuils met hun neus in Bunte en andere damesbladen zaten.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496