Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klem·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afklemmen

klemde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afklemmen
    • Ik klemde af. 
    • Jij klemde af. 
    • Hij, zij, het klemde af. 


Gangbaarheid