• kla·ve·ren·azen

de klaverenazenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord klaverenaas
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klaverenazen
-
-
onvolledig

klaverenazen

  1. (kaartspel) het spelen van een-twee-drie-klaveraas, een schijnbaar eenvoudig kansspel, vaak gebruikt om mensen te bedriegen
      De kwartjesvinder komt soms als koopman met pijpen ; het slachtoffer zou wel graag zoo een pijp hebben, doch vindt zes gulden te duur, dan laat de koopman aan een metgezel met klaverenazen een pijp winnen, en deze is maar niet uitgepraat over zijn mooie pijp, die hij om niet gekregen heeft, en de pijpenkoopman biedt tevergeefs eenige guldens om haar weer terug te krijgen.[1]
  1.   Weblink bron
    Gross, Hans & Does de Willebois, W.E.T.M. van der
    “De nasporing van het strafbaar feit : Een leidraad voor ambtenaren en beambten van justitie en politie” (1912), Veerman, p. 264