• klauw·ach·tig
stellend
onverbogen klauwachtig
verbogen klauwachtige
partitief klauwachtigs

klauwachtig [1]

  1. lijkend op een klauw
     Door de boel met röntgenstraling door te lichten, konden ze een digitaal model maken van de linkerhand van de monkeydactyl. Aan zijn vleugels, die uitgeklapt een spanwijdte hadden van zo’n 85 centimeter, zaten kleine klauwachtige duimen. De gereconstrueerde spieren wijzen erop dat die konden buigen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ans Hekkenberg
    “Vliegend oerreptiel had flexibele duimen” (23 april 2021), NewScientist