klauterpartij
- klau·ter·par·tij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klauterpartij | klauterpartijen |
verkleinwoord | klauterpartijtje | klauterpartijtjes |
de klauterpartij v
- de keer dat men met handen en voeten naar boven klimt
- ▸ Het vooruitzicht op een optreden in het betaald voetbal, laat staan een serie van inmiddels al meer dan driehonderd wedstrijden op profniveau, lijkt ver weg als de 12-jarige Boer een tennisballetje van een dak plukt en tijdens de klauterpartij naar beneden uitglijdt. Hij blijft met zijn hand achter een stang hangen en verliest zijn pink...[2]
- ▸ Sponsorloop, eh... klauterpartij Hofmaatleerlingen voor nieuw speelmateriaal: Leerlingen van OBS De Hofmaat hebben zich deze week ingespannen voor een sponsorloop. Waarbij het af het af en toe meer op klauteren aankwam dan op hardlopen: een survivalparcours, namelijk bij Sportclub Neede en survivalrunners D’RAN.[3]
- Het woord klauterpartij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Diederik Boer en de rode Ajax-draad” (24 september 2014, 12:27), NOS
- ↑ Weblink bron Peter Zandee“Sponsorloop, eh... klauterpartij Hofmaatleerlingen voor nieuw speelmateriaal” (09-06-2022), Tubantia