• klas·sen

klassen [3] [4]

  1. stapelen
  2. kletsen

de klassenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord klas
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord klasse
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]


  • klas·sen
Naar frequentie 3354

klassen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van klasse


  • klas·sen

klassen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van klasse