• klart
Naar frequentie 331

klart

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud van klar
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud klart klarere klarest
o enkelvoud klart
meervoud klare
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
klare klarere klareste

klart

klart

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud van klart

Werkwoord 1

klart

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van klare

Werkwoord 2

klart

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van klare


  • klart

klart

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud van klar
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud klart klarare klarast
o enkelvoud klart
meervoud klare
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
klare klarare klaraste

klart

klart

  1. onbepaald onzijdig enkelvoud van klart

klart

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van klare