• kir·ke·po·li·tisk
  • Samenstelling van het Deense zelfstandige naamwoord kirke en het Deense bijvoeglijke naamwoord politisk met het achtervoegsel -isk
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud kirkepolitisk
o enkelvoud kirkepolitisk
meervoud kirkepolitiske
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
kirkepolitiske

kirkepolitisk

  1. (politiek), (religie) kerkpolitiek