kik
- kik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kik | kikken |
verkleinwoord | kikje | kikjes |
de kik m
- een enkel kort geluid voortgebracht in de keel
- Ik wil geen kik horen! Heb je dat goed begrepen?
- Geen kik geven
Geen enkel protest laten horen.
vervoeging van |
---|
kikken |
kik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikken
- Ik kik.
- gebiedende wijs van kikken
- Kik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikken
- Kik je?
- Het woord kik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kik" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ kik op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
kik
- kik
- Betekenis "vluchtig kijken":
kik
- tegenwoordige tijd van kika
kik
- tegenwoordige tijd van kike