• kik
enkelvoud meervoud
naamwoord kik kikken
verkleinwoord kikje kikjes

de kikm

  1. een enkel kort geluid voortgebracht in de keel
    • Ik wil geen kik horen! Heb je dat goed begrepen? 
  • Geen kik geven
Geen enkel protest laten horen.
vervoeging van
kikken

kik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikken
    • Ik kik. 
  2. gebiedende wijs van kikken
    • Kik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kikken
    • Kik je? 
91 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]


kik

  1. hemel


  • kik
Betekenis "vluchtig kijken":

kik

  1. tegenwoordige tijd van kika

kik

  1. tegenwoordige tijd van kike