Een kielend schip.
  • kie·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kielen
kielde
gekield
zwak -d volledig

kielen

  1. (scheepvaart) zijdelings scheef in het water komen te liggen, al of niet om reparaties uit te voeren
  2. (verouderd) kietelen

de kielenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kiel
82 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be