Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kets·te af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afketsen

ketste af

  1. enkelvoud verleden tijd van afketsen
    • Ik ketste af. 
    • Jij ketste af. 
    • Hij, zij, het ketste af. 


Gangbaarheid