Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kets af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afketsen

kets af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afketsen
    • Ik kets af. 
  2. gebiedende wijs van afketsen
    • Kets af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afketsen
    • Kets je af? 


Gangbaarheid