Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ke·tent aan·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenketenen

ketent (...) aaneen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenketenen
    • Jij ketent aaneen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenketenen
    • Hij ketent aaneen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aaneenketenen
    • Ketent aaneen! 

Gangbaarheid