Nederlands

 
kerstviering van mijnwerkers
Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·vie·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstviering kerstvieringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kerstvieringv

  1. (kerst) een kerkdienst of andere bijeenkomst om de geboorte van Jezus Christus te herdenkend en te vieren
    • Poetin had net zo goed kunnen zeggen: beste vertrekkende president Obama, u doet er niet meer toe. Om nog wat extra zout in de wond te strooien, nodigde de Russische president de kinderen van alle Amerikaanse diplomaten uit voor de Nieuwjaars- en Kerstviering (Orthodox Kerstmis valt op 7 januari) rond de grote Kerstboom op het Kremlin. En o ja: de president van de Russische Federatie wenste „Obama en zijn gezin (…) een gelukkig nieuwjaar”. Het was de zoveelste meesterzet van meester-tacticus Poetin. In de afgelopen drie jaar heeft Moskou het Witte Huis steeds weer het gras voor de voeten weggemaaid. Of het nu ging om de Krim, de oorlog in Oekraïne of om de Russische interventie in Syrië: de VS kwamen steeds te laat. [2] 
     Het was vreemd genoeg de bioscoop die hun kerstviering dat jaar veranderde.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Steven Derix 30 december 2016
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149