• kerst·maand
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstmaand kerstmaanden
verkleinwoord kerstmaandje kerstmaandjes

de kerstmaandv / m

  1. (kerst) de maand december, de maand waarin Kerstmis wordt gevierd
    • In de hele kerstmaand was de winkelstraat met kerstverlichting versierd.