Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·krie·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstkriebel kerstkriebels
verkleinwoord kerstkriebeltje kerstkriebeltjes

Zelfstandig naamwoord

de kerstkriebelm

  1. (kerst) een gevoel van aangename onrust en zin om iets in kerstsfeer te doen
    • Na 5 december kwamen de kerstkriebels al sterk op. 

Gangbaarheid