Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·kam·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kerstkamperen


onvolledig

Werkwoord

kerstkamperen

  1. (kerst) kamperen met de kerstdagen
    • Met kerstkamperen heb je een verwarmde camper nodig.