• ker·sten
vervoeging van
kerstenen

kersten

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kerstenen
    • Ik kersten. 
  2. gebiedende wijs van kerstenen
    • Kersten! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kerstenen
    • Kersten je? 

de kerstenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kerst