Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kerst·bo·nus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstbonus kerstbonussen
verkleinwoord kerstbonusje kerstbonusjes

Zelfstandig naamwoord

de kerstbonusm

  1. (kerst) een extra beloning die de medewerkers van een organisatie krijgen rond de kerstdagen
    • De kerstbonus bedroeg maar liefst 500 euro. 
Verwante begrippen