Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keek uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitkijken

keek uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitkijken
    • Ik keek uit. 
    • Jij keek uit. 
    • Hij, zij, het keek uit. 


Gangbaarheid