Döner kebab
 
Perzische kebab
  • ke·bab
  • Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘aan pennen geroosterde stukjes vlees’ voor het eerst aangetroffen in 1976 [1]
  • uit het Turks [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kebab kebabs
verkleinwoord kebabje kebabjes

de kebabm

  1. gebraden gekruid schapen-, rund-, lams-, kalfs- of kippenvlees (en dus zeker geen varkensvlees!)
    • Allerlei dingen schieten je te binnen. Dat de Perzische keuken een geweldige reputatie heeft, bijvoorbeeld. Het woord ‘juwelenrijst’, gele rijst met een korstje en bestrooid met granaatappelpitten, dat is toch zeker wat daar op die borden ligt? De vrouw naast me in het bomvolle restaurant aan de rand van de bazaar in Teheran ziet me kijken. „Wilt u wat proberen?” vraagt ze en geeft de schaal door. „Graag”, glunder ik, om even later van het pittige, zeer verzorgde meisje dat mij en mijn reisgenote deze dag wegwijs maakt, te begrijpen dat dat ‘eigenlijk’ niet heel beleefd was - ik had eerst minstens twee keer moeten weigeren. Maar enfin, ik proef, ook de groene rijst met kruiden, de yoghurtdrank, de kebab, de pittige salades en ik kijk om me heen, naar al die sluiers, sommige zwart en lang, andere gekleurd en op ,miraculeuze wijze aan het achterhoofd bevestigd, naar die gazellenogen (ja echt), die gemanicuurde handen, die dure zonnebrillen. Duidelijk verliefde paartjes eten borden vol rijst, lachende vrouwen en druk pratende mannen werken enorme schaapsschenkels weg - het volle leven. Toevallig gesluierd, maar nu ja. Perzië! [3] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]