katoenen
- ka·toe·nen
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | katoenen |
katoenen
- van katoen vervaardigd
- Hij had een katoenen hemd aan.
de katoenen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord katoen
- Het woord katoenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "katoenen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be