Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kat·an·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord katanker katankers
verkleinwoord katankertje katankertjes

Zelfstandig naamwoord

het katankero

  1. (scheepvaart) een stokanker zonder stok en met slechts één ankerarm
    • Naast het stokanker waren er ook een ploegschaaranker en een katanker aan boord.  

Gangbaarheid