• kas·te·sting
  • Samenstelling van de Deense woorden kaste en sting.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kastesting     kastestinget     kastesting     kastestingene  
genitief   kastestings     kastestingets     kastestings     kastestingenes  

kastesting o

  1. overhandse steek

kastesting, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van kastesting