karva
- kar·va
- Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Noorse werkwoord karve
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | karva | - | - |
o enkelvoud | karva | |||
meervoud | karva | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
karva | - | - |
karva
- karve potetene
aardappelen in kleine stukjes snijden
- røyke karva blad
gesneden tobak (shag) roken
karva
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van karve
har karva
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van karve
- har karvet
karva
- voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van karve
- kar·va
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | karva | - | - |
o enkelvoud | karva | |||
meervoud | karva | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
karva | - | - |
karva
- røykje karva blad
gesneden tobak (shag) roken
karva
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast karve, zie aldaar
karva
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van karva
har karva
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van karva
karva
- voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van karva
karva
- gebiedende wijs van karva
karva
- verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van karve
har karva
- voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van karve
karva
- voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van karve
karva
- gebiedende wijs van karva