• ka·ri·ka·tu·ri·se·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
karikaturiseren
karikaturiseerde
gekarikaturiseerd
zwak -d volledig

karikaturiseren

  1. overgankelijk een karikatuur maken van
    • Hij werd daarin gekarikaturiseerd als een ongelikte beer.