• kap·selt in
vervoeging van
inkapselen

kapselt (…) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkapselen
    • Jij kapselt in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkapselen
    • Hij kapselt in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inkapselen
    • Kapselt in!