• kan·ton·ne·ment
  • uit het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kantonnement kantonnementen
verkleinwoord

de kantonnementm

  1. (militair) een plaats waar troepen gelegerd zijn
     De soldaten deden voornamelijk navraag en keerden voor zonsondergang terug naar hun kantonnement in de ommelanden.[2]
     De EU-missie moet de vluchtelingen uit de naburige Soedanese crisisprovincie Darfoer helpen beschermen. Ons land zal tussen de 80 en 100 militairen sturen naar de regio. De missie start op 20 oktober zou starten. Belgische militairen zullen deelnemen aan de staf van de operatie, inlichtingen verzamelen en zorgen voor de opbouw van een kantonnement.[3]
  2. (politiek) afscheiden van een groter land en een zelfstandige staat worden
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron “Parlement steunt deelname troepenmacht Tsjaad” (06/09/2007), De Standaard