• kan·ter·ka·zen

de kanterkazenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kanterkaas
    • Op deze tentoonstelling waren de volgende rubrieken vertegenwoordigd: ¼ vat Friesche boter; vier nagelkazen; vier kanterkazen; monsters van akkerbouwproducten als rogge, garst, tarwe, haver, lijnzaad, boonen, aardappelen, vlas. [1]