kanselierschap
- kan·se·lier·schap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kanselierschap | kanselierschappen |
verkleinwoord |
het kanselierschap o
- het kanselier zijn; de functie van kanselier
- ▸ Bij het intrekken van het recht op een kantoor maakte de Bondsdag niet uitdrukkelijk melding van Schröders activiteiten in de Russische gas- en oliesector, maar gaf als argument dat zo'n voorziening dient "om verplichtingen te kunnen naleven die voortvloeien uit het kanselierschap".[1]
- Het woord kanselierschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Oud-bondskanselier Schröder klaagt Bondsdag aan om opheffen kantoor” (Vrijdag 12 augustus 2022), NOS