• kan·se·lier·schap
enkelvoud meervoud
naamwoord kanselierschap kanselierschappen
verkleinwoord

het kanselierschapo

  1. het kanselier zijn; de functie van kanselier
     Bij het intrekken van het recht op een kantoor maakte de Bondsdag niet uitdrukkelijk melding van Schröders activiteiten in de Russische gas- en oliesector, maar gaf als argument dat zo'n voorziening dient "om verplichtingen te kunnen naleven die voortvloeien uit het kanselierschap".[1]


  1.   Weblink bron “Oud-bondskanselier Schröder klaagt Bondsdag aan om opheffen kantoor” (Vrijdag 12 augustus 2022), NOS