• ka·ket
  • Bijvoeglijk naamwoord: bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van het Noorse werkwoord kake
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud kaket
o enkelvoud kaket
meervoud kakede
kakete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
kakede
kakete

kaket

  1. gekoekt

kaket

  1. verleden tijd van kake
  2. voltooid deelwoord van kake