kaberdoezen
- Geluid: kaberdoezen (hulp, bestand)
- IPA: / ˌkabərˈduzə(n) / (4 lettergrepen)
- ka·ber·doe·zen
- kaberdoes met uitgang -en, waarbij de slotmedeklinker weer stemhebbend wordt
de kaberdoezen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kaberdoes
- ▸ Eens, op een middernacht, reeds lang geleden, in een dier dubbelzinnige, afschuwelijke herbergen uit het voorgeborchte van Antwerpen, in een dier ellendige kaberdoezen, die men nooit meer vergeten kan, heb ik een lied gehoord, een lied van opstand en woede, een lied van vermaledijding en droefenis ...[1]
- Het woord 'kaberdoezen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Meijere, Victor de“Uit mijn land” (1904), Romburgh, Utrecht, p. 151