kaarslantaarn
  • kaars·lan·taarn
enkelvoud meervoud
naamwoord kaarslantaarn kaarslantaarns
verkleinwoord

de kaarslantaarnv / m

  1. lamp waarin een brandende kaars de lichtbron is
     De groene pluchen salon met de doffe witte kaarslantaarns veranderde in een knechtenkamer, of misschien eerder nog een slaapzaal.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142