Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaapt weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegkapen

kaapt (…) weg

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegkapen
    • Jij kaapt weg. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegkapen
    • Hij kaapt weg. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegkapen
    • Kaapt weg! 

Gangbaarheid