• jul·bra·sa
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden jul en brasa
Naar frequentie zeldzaam
julbrasas enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     julbrasa     julbrasan     julbrasor     julbrasorna  
  genitief     julbrasas     julbrasans     julbrasors     julbrasornas  

julbrasa, g

  1. (historisch), (verouderd): een feestelijk groot vuur in de tuin op kerstavond
  2. (historisch), (verouderd): een haardvuur of een open haardvuur in de kersttijd