judoën
- ju·doën, ju·do·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
judoën |
judode |
gejudood |
zwak -d | volledig |
judoën
- inergatief (sport) de judosport beoefenen
- In 1964 werd er voor het eerst op de Olympische Spelen gejudood.
- Het woord judoën staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "judoën" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be