• jonk·heid
  • afgeleid van jong met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord jonkheid -
verkleinwoord - -

de jonkheidv

  1. het jong zijn
49 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be