• jeug·di·ge

jeugdige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van jeugdig
     Een complete tegenpool van deze ultra-lighter was Banjo die juist helemaal niet op gewicht lette. Deze blije jongen, vol jeugdige romantiek, droeg zijn gitaar en skateboard elke bergpas over.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord jeugdige jeugdigen
verkleinwoord - -

de jeugdigev / m

  1. jong persoon
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers