jeugdige
- jeug·di·ge
- jeugdig met de uitgang -e
jeugdige
- verbogen vorm van de stellende trap van jeugdig
- ▸ Een complete tegenpool van deze ultra-lighter was Banjo die juist helemaal niet op gewicht lette. Deze blije jongen, vol jeugdige romantiek, droeg zijn gitaar en skateboard elke bergpas over.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jeugdige | jeugdigen |
verkleinwoord | - | - |
- jong persoon
- Het woord jeugdige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers