jamsession
  • jam·ses·si·on
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord jamsession jamsessions
verkleinwoord

de jamsessionv

  1. bijeenkomst waar men al improviserend muziek maakt
    • Verder heeft Jansen elke laatste vrijdag van de maand live muziek en zijn er exposessions op de zondag waarbij een kunstenaar in het café exposeert. De leestafel en de jamsession op de zondagavond zijn ook klantenbinders. [2] 
    • Met die opstelling bezorgt de strijdlustige zanger de organisatoren van de Nobo-jamsession slapeloze nachten. Mogelijk wordt de band dringend gevraagd om die avond de ‘bont’jassen thuis te laten. „We nemen als organisatie geen enkel risico.” [3] 
    • Met ingang van 22 februari wordt er elke laatste zondag van de maand een ouderwetse jamsession gehouden in Tapperij Anno Nu aan de Langestraat in Oldenzaal. Voor de apparatuur wordt gezorgd en muzikaal is alles mogelijk. „Jam er maar lekker op los.” [4] 
88 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[5]