Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jak·ker voort
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voortjakkeren

jakker (...) voort

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren
    • Ik jakker voort. 
  2. gebiedende wijs van voortjakkeren
    • Jakker voort! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren
    • Jakker je voort? 

Gangbaarheid