inzeilen
- in·zei·len
- samenstelling van in bw en zeilen ww
inzeilen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inzeilen |
zeilde in |
ingezeild |
zwak -d | volledig |
- alvast wat oefenen met zeilen voor het begin van een wedstrijd
- ▸ Maar vlak Sneek niet uit. Tijdens het inzeilen, en het oefenen van de start, bewezen de Snekers hoe duivels hard ze kunnen wegspatten vanuit bijna stilstand, bijna een scherp jachtje.[2]
- ▸ Na ongeveer een half uur 'inzeilen', ging de wedstrijd van start. Het skûtsje Ut en Thús lag in eerste instantie aan kop, maar moest de voorsprong al snel afgeven aan het team van de Harmonie - Bolsward.[3]
- ergens naar binnen varen met een zeilboot
- Het woord inzeilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inzeilen" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron BART OLMER“Grou op koers voor de eindoverwinning” (29 jul. 2014), De Telegraaf
- ↑ Weblink bron “Skûtsjes racen op het IJ” (20 augustus 2010), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be